Rijswijk had eerste speedwaybaan

23 July 2020, 16:35 uur
Sport
mainImage

Anno 2020 is het nauwelijks te voorstellen, maar onze gemeente Rijswijk heeft wel degelijk een speedway verleden. In tegenstelling tot nu was deze tak van de motorbaansport in Nederland waanzinnig populair. In het Olympisch Stadion in Amsterdam trokken de speedwaywedstrijden gemakkelijk zo’n 30.000 toeschouwers. Ook Rijswijk liftte mee op de populariteit van deze sport in ons land. Op de plaats waar vroeger een wielerbaan in Rijswijk lag, nu ook niet meer voor te stellen, reden ooit ronkende speedwaymotoren waar motorsport minnend Nederland voor uit liep. En die glimmende, ronkende, motoren, ach… , het was in die tijd helemaal niet ongewoon dat men in Rijswijk motorgeronk hoorde, de vliegtuigen van Ypenburg lieten immers de gehele dag hun gebrom horen. Speedway: een uit Australië geïmporteerde motorsport beoefend door coureurs op speciale motoren die op een korte baan racen, waarvan het oppervlak door het aanbrengen van sintels glijdend, schuivend, maar toch weerbarstig gemaakt is. De Engelse benaming van deze sport laat niet te wensen over : dirty track racing.

Windmolens
Nadat vlak voor Wereld Oorlog II de eerste demonstraties op de rulle grasbanen van renbaan Duindigt in Wassenaar hadden plaatsgevonden, wordt op Tweede Pinksterdag 1947 de eerste Nederlandse speedwaybaan officieel in gebruik genomen. Op de sintelbaan die voor de motoren wordt gebruikt hield De Spartaan wielerwedstrijden. De baan naar Engels model onderworpen door Leen Rehorst met verharde ondergrond, was goed gewalst en geveegd en goed berijdbaar, maar voor de renners zeer zwaar. De naam van de baan is Speedway Rijswijk en er vinden wedstrijden plaats tussen ‘ thuisploeg’ De Windmolens (uit Den Haag) en De Vliegende Hollanders. Behalve de wedstrijden tussen deze clubteams vinden er ook heuse interlands plaats. Aan de organisatie ontbrak in de eerste jaren nog veel, zo kon een run van de 15.000 (!) toeschouwers naar het middenveld nog maar net worden voorkomen. De toeschouwers, waaronder veel zwartkijkers, hadden een staanplaats bij de cementen omheining en werden door de renners bestoven met de fijne sintels, gemengd met klei, met als gevolg dat de meeste kijkers eruit zagen als een schoorsteenveger.

In 1948 is in de maand augustus de maandagvond de vaste wedstrijdavond voor de duels van de Windmolens tegen de Vliegende Hollanders. Het speedway is zo populair in Rijswijk dat de HTM extra trams in moet zetten, duizenden Hagenaars vonden hun weg naar de baan met als gevolg een tot een op de laatste plek uitverkocht stadion maar ook een enorme druk bij het lokale politiekorps omdat een aparte verkeersregeling vereist was. De Windmolens, met de coureurs Dammers, Bosman, Van Hemelrijk, Molenaar, Van Gorcum en de uit Den Haag afkomstige Van Rijswijk(!) toonden zich meermalen de beteren van de Vliegende Hollanders. De mensen kwamen van heinde en verre en vergaapten zich dat jaar ook aan het nieuwe Poolse speedwaywonder, snelheidsduivel Smoczyk. In juli 1949 wint Nederland met het kleinst mogelijke verschil van het sterke Hongarije, een hoogtepunt in de geschiedenis van het speedway in ons land want nog nooit eerder toonde Nederland zich sterker dan Hongarije. Dat jaar had de Nederlandse speedwaysport nog meer succes op kunnen leveren, maar helaas wordt de interland tegen de Polen afgeblazen. De reden: de Polen kregen op het laatste moment geen uitreisvisum. De duizenden speedwaysupporters werden tussen de wedstrijden door vermaakt met het dan populaire autopolo. Tijdens het wedstrijdprogramma van 26 september 1949, wanneer er sprake is van zwaar onweer, hevige regen en een broeitemperatuur, slaat het noodlot toe bij de dan 33-jarige N. Buitenman, expert bij het Nederlandse leger. Op de terugweg van de baan in Rijswijk slaat de bliksem in zijn motor die hij berijdt op de rijksweg tussen Delft en Den Haag. De man overlijdt ter plekke.

Ondanks de grote populariteit van de sport klinken dan toch al de eerste wanklanken. Het democratisch-socialistische dagblad Het Vrije Volk schrijft in de zomer van 1949 dat speedway weliswaar de grootste sensatie is die de Nederlandse sportwereld na de oorlog heeft gekend, maar vraagt zich tegelijkertijd af of we hier niet te maken hebben met een “verderfelijke aantrekkingskracht van dat iets dat griezelig of gevaarlijk is”. De Rotterdamse krant heeft het over “vier motorrijders die naast elkaar staan, en die, zodra het startlint omhoog schiet, vooruit stuiven en op een vreemde manier door de bocht schuiven, precies de andere kant uitsturend dan elk normaal mens onder de gegeven omstandigheden zou doen”. De redacteur van dienst vindt het ook maar niks dat van de in leer gepakte renners, meestal de renner die bij het begin aan de kop ligt, de leiding tot aan het einde houdt, tenzij een renner uit de achterhoede alsnog de zege in de wacht sleept. De scribent moet ook niks hebben van de “vreemde geur van de uitlaatgassen en de met ijzer beslagen laarzen” van de renners. Deze schrijver is dus duidelijk geen fan van deze sport voor moedige en harde kerels. Als voorbeeld van de moed en hardheid van de speedwayrijders geeft hij nog het voorbeeld van een coureur die nog graag had door willen rijden met een paar gebroken ribben, maar daarvoor tenslotte geen toestemming kreeg van de dokter. Volgens de journalist “een blijk van waanzin van deze in jacht naar snelheid en sensatie verworden wereld”. Hij besluit zijn artikel met de vraag of het “nuchtere Nederlandse publiek jaar in, jaar uit, door deze sport geboeid zal blijven.”

Vermakelijkheidsbelasting

Intussen had ook de gemeenteraad van Rijswijk het eind veertiger jaren maar druk met het speedway. In 1949 buigt de raad zich over het voorstel de vermakelijkheidbelasting op speedwaywedstrijden te verlagen. Dit was tegen het zere been van H.B. Jager van de Arbeidspartij die vond dat speedway louter een sensationeel karakter had en verruwing in de maatschappij alleen maar in de hand werkte. De volksvertegenwoordiger merkte tijdens het debat op dat hem gebleken was “dat Rijswijk de speedway liever zag weggaan dan blijven”. Het prominente PvdA-lid pleitte destijds dan ook voor een verbod van de snelle sport. Mr. P. Wessels (AP) sloot zich aan bij de vorige spreker. Speedway had ook volgens hem geen culturele waarde, was pure luxe in die tijd van besparing en veroorzaakte bovendien ook nog last aan de omwonenden.

Beide politici kregen overigens hun zin niet, in 1950 komt de Rijswijkse speedwaybaan onder de zakelijke leiding van de heer G.A. van Doorn, speedway heeft vanaf dan een zakelijke inslag gekregen en de baan in Rijswijk is populair onder rijders en publiek, want het is de snelste baan van de omstreken. In 1952 is het echter, voorlopig, afgelopen met het speedway in Rijswijk. De toeschouwers konden dat jaar nog genieten van motorcracks uit Zuid-Afrika, de Springbokken, en ook van ‘Hoedje Leen’, een populaire, lange, Hagenees, vaste bezoeker van de speedwaywedstrijden en dankzij zijn hilarisch optreden altijd goed voor de nodige lachsalvo’s. De tribunes die langs de baan stonden vonden hun weg naar het ADO voetbalstadion in het Zuiderpark.

Sportpark Prinses Irene
De motosportfans moesten dan wel tot 1981 wachten, maar toen zag de speedwaytoekomst er in Rijswijk toch weer zonnig uit dankzij Bob de Jong. Deze Rijswijker was zelf actief als rallyrijder en organiseerde ook populaire oriëntatietochten voor het toenmalige huis-aan-huisblad NU* in onder meer Zweden. De in 2013 overleden De Jong organiseerde in Scheveningen de Veronica Strandrace en presenteerde voor die omroep onder andere ook het programma De Heilige Koe. De Jong passeerde op weg naar huis regelmatig het Prinses Irene Sportpark waar toen nog een atletiekbaan lag en dat bracht hem tot idee voor het organiseren van speedwaywedstrijden. Voorjaar 1981 gaf de gemeente Rijswijk toestemming voor het houden van speedwaywedstrijden in het Prinses Irene Sportpark. De Jong, met in zijn voetsporen rechterhand Jan Okkerman, was serieus van plan om topspeedway naar Nederland te halen. Henny Kroeze, de absolute toprijder uit het Twentse dorp Zenderen, testte de nieuwe baan uitgebreid en bleek zeer tevreden. De openingswedstrijd, met een toegangsprijs van 15 gulden voor een zitplaats en tien gulden voor een staanplaats, werd meteen een knaller met een vierlandenwedstrijd tussen Nederland en de mondiale grootmachten Engeland, Amerika en Zweden.

Het Rijswijkse publiek, wederom in grote getale aanwezig, vergaapte zich aan ‘sinteldrifters’ als de Amerikanen Penhall, wereldkampioen Schwartz en de Britten John Louis en Ian Cartwright. De eindwinnaar kwam in het bezit van de prestigieuze Gouden Helm. Op de, tijdelijke, baan werden ook interlands gehouden waarin toppers uit Hongarije en Rusland aan de start kwamen. In ‘de vliegende huisschilder’ Frits Koppe uit Henk Steman uit speedwaydorp Voorburg hadden de Rijswijkse speedwayliefhebbers hun eigen regionale favoriet. Koppe werd, vanwege zijn vele tweede plaatsen, ook wel ‘de Zoetemelk van het speedway’ genoemd, maar mocht zich na afloop van één van de wedstrijden toch ook kronen tot ‘speedway-keizer’ dankzij het veroverden van de Gouden Windmolen trofee. “Eigenlijk een prul van nog geen 40 centimeter” blikt Koppe (69) nu terug, veel meer waarde hecht hij aan de Gouden Helm een prestigieuze prijs die ook in zijn bezit is en veel meer waard is dan de windmolen. Het was nog maar de vraag of het speedway-evenement die zondag wel door kon gaan. Door overvloedige regenval stond de baan aan de Schaapweg blank en moest duizenden liters weggepompt worden. Een oude stoomwals moest er aan te pas komen om de baan te egaliseren. Bij één van zijn duels op de Rijswijkse baan in het sportpark kwam Koppe zodanig ten val dat hij vijf tenen brak.

In september 1982 wint de Deen Bo Petersen de Gouden Windmill, een overwinning die de 4000 toeschouwers van toen nog in het geheugen gegrift zal staan. Rijswijk komt dan landelijk in het nieuws, AVRO’s Sportpanorama besteedt uitgebreid aandacht aan het kindje van Bob de Jong. Sportjournalist Frans Henrichs was in Nederland de grote stimulator van ijshockey, de TT van Assen en van speedway. Helaas was het tweede leven van deze fascinerende sport in Rijswijk geen lang leven beschoren. Omwonenden van het sportpark deden, met succes, hun beklag bij de gemeente. “Te veel lawaai” vonden de bewoners van de flats met uitzicht op het sportpark, vooral als de wind verkeerd stond. De klachten over geluidsoverlast vonden gehoor bij de gemeente die geen toestemming meer gaf voor een vervolgtraject. Het bleef niet bij geluidsoverlast alleen. Er ontstonden ongeregeldheden, uitmondend in een vechtpartij tussen een rijder en zijn eigen familie, waarbij ook het publiek zich niet ongemoeid liet. Publiek dat overigens niet massaal op de wedstrijden afkwam. Met toeschouwers van 2.000 tot 3.500 kon organisator De Jong niet zonder sponsoring van bedrijven en vrijwillige medewerkers Tot overmaat van ramp kreeg de organisatie ook nog een meningsverschil met de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Verenging (KNMV) de belangenvereniging voor motorrijders. Na drie seizoenen valt in september 1983 definitief de finishvlag van altijd kleurrijk uitgedoste afvlagger, definitief, voor het speedway in Rijswijk.

Dit artikel kwam tot stand na enig zoekwerk op het internet, in het bijzonder op Delpher en mede dankzij de welwillende medewerking van oud-coureur Frits Koppe

Redactie: Peter Petit
Foto’s : Frits Koppe