Hoe Nederland wakker schrikt uit zijn militaire slaap

25 June 2025, 09:53 uur
Landelijk
mainImage
Pexels

Decennialang leefde Nederland in wat je gerust een defensieve sluimerslaap kunt noemen. Vredesmissies, blauwhelmen, waarnemers in verre oorden, het klonk sympathiek en moreel verantwoord. Maar niemand stelde de vraag: wat als we echt moeten vechten? Niet tegen terroristen in zandvlaktes ver weg, maar tegen een georganiseerde, goedbewapende vijand dichterbij? De oorlog in Oekraïne heeft die vraag plots onvermijdelijk gemaakt.

De grote illusie: veiligheid als vanzelfsprekendheid
Sinds het einde van de Koude Oorlog raakte defensie in Nederland op het tweede plan. Het budget daalde van 3% van het BBP eind jaren tachtig naar minder dan 1,5% twintig jaar later. Politieke retoriek bleef hoog – Nederland zou bijdragen aan internationale rechtsorde, aan NAVO, aan EU-stabiliteit – maar de middelen namen gestaag af. Resultaat: een leger dat van alles een beetje moet doen, maar niets optimaal kan.
 
De troepenmacht is klein, versnipperd en kampt met structurele onderbezetting. In 2024 waren er 7.000 openstaande militaire functies. En dan hebben we het nog niet over materieel. Nederland verkocht in 2007 28 Leopard 2-tanks, 18 van de 90 F-16's, en stapte uit een NAVO-bewakingsproject met drones. Dat soort keuzes voelt vandaag als het verkopen van je brandblusser omdat je al jaren geen rook hebt gezien.

Wat er op het spel staat: nieuwe dreiging, oude tekorten
De situatie is intussen drastisch veranderd. De Russische invasie in Oekraïne, de toenemende instabiliteit in de Sahel en cyberdreigingen maken duidelijk dat de inzet niet langer alleen humanitair is. Nederland moet weer kunnen vechten. En snel.
 
Toch blijft de politiek worstelen. Defensie groeit weliswaar, nieuwe F-35’s, investeringen in transport, internationale samenwerkingen, maar het is druppelsgewijs. Nederland zit vast in een model waarin het altijd nét iets wil doen, maar zelden voluit kiest. Of zoals militair analist Edwin Bakker het stelt: “De krijgsmacht moet kiezen tussen Venus en Mars.” Ofwel: een vredesmacht met focus op opbouw en stabiliteit, of een gevechtsmacht met slagkracht en paraatheid.

Een leger van symboliek of een leger van substantie?
De praktijk is onthutsend. Nederland stuurt fregatten naar de Rode Zee, straaljagers naar Oost-Europa en troepen naar Litouwen. Maar veel missies zijn ‘politiek-symbolisch’: aanwezig zijn is belangrijker dan operationele effectiviteit. Zolang het er op papier goed uitziet, lijkt iedereen tevreden.
 
Maar in een echte oorlog, en die is in Europa niet langer ondenkbaar, red je het niet met symboliek. Dan heb je logistiek nodig, munitie, snel inzetbare bataljons, cybercapaciteit. En dat ontbreekt vaak nog. Militairen klagen achter de schermen over een gebrek aan reservemateriaal, gebrekkige oefenmogelijkheden en een politieke top die vooral op communicatie inzet.

Nederlanders en het leger: afstand en onbegrip
Veel Nederlanders hebben geen directe band meer met het leger. Dienstplicht bestaat alleen nog op papier. De krijgsmacht is abstract geworden. Pas als er echt crisis is, zoals bij MH17 of Oekraïne, groeit het bewustzijn.
 
Maar dan is het vaak te laat. Preventie is onzichtbaar werk. Juist daarom vraagt het om politieke moed. Om te investeren in iets wat je hoopt nooit te hoeven gebruiken. Zoals bij een verzekering of een brandweerpost in een dorp zonder branden.
 
Of, om het met een sprong naar de onlinewereld te zeggen: bij het Vave Casino Netherlands denk je na over inzet, risico en uitbetaling. Je beslist zelf, maar weet dat de marge klein is. Diezelfde afweging moeten we nu ook maken met onze krijgsmacht. Hoeveel zijn we bereid in te zetten, en tegen welk risico?

Slotgedachte
Nederland heeft lang geleund op comfort, diplomatie en een vleugje naïviteit. Maar de wereld verandert. De krijgsmacht is geen optionele luxe, maar een noodzakelijke waarborg. En of we nu kiezen voor Mars of Venus – of een verstandige mengvorm – de tijd van slapend rijk zijn is voorbij. Wakker worden is pijnlijk, maar nodig.