Kleedt u zich maar helemaal uit!

1 May 2020, 10:58 uur
Columns
mainImage

Deze week overleed Maj Sjöwall op 84-jarige leeftijd, een vrouw wier naam je in de jaren zeventig in boekhandels over de hele wereld aantrof. Toen ik begin 1974 als leerling-journalist bij de Haagsche Courant begon, waren Wolkers, Mulisch en W.F. Hermans mijn literaire helden. Maar in mijn nieuwe werkomgeving werd voornamelijk gesproken over Sjöwall & Wahlöö; een Zweeds journalistenpaar dat maatschappij-kritische misdaadromans schreef.

Ik was meteen verkocht toen ik ‘De vrouw in het Götakanaal’ las, het eerste boek met de zwaarmoedige inspecteur Martin Beck als hoofdpersoon. De negen delen die volgden, verslond ik; pockets in de reeks Zwarte Beertjes die - afhankelijk van de omvang - destijds ƒ5,00 tot ƒ6,50 kostten. De serie werd een wereldwijd succes, in veertig talen gepubliceerd en talloze keren verfilmd als ook tot tv-series verwerkt. Het marxistische liefdespaar moet er een vermogen aan royalties mee hebben verdiend.

Met de dood van Per Wahlöö - hij stierf zomer 1975 op 50-jarige leeftijd aan kanker - droogde de productie terstond op. Er werden door uitgever Nordtstedt & Söneor wel pogingen ondernomen Maj Sjöwall aan andere co-auteurs te koppelen (in 1990 publiceerde zij zelfs samen met Tomas Ross nog een thriller), maar het gewenste succes bleef uit.

Najaar 1977 reisde ik in een Lelijke Eend mee met een vriend, die in Helsinki ging studeren. De Finse hoofdstad bleek vooral koud en stinkend duur. Na een week reisde ik met de boot en trein terug richting Nederland; via Stockholm en Kopenhagen. Wandelend door de oude binnenstad van Stockholm kreeg ik ineens de geest: ik wilde proberen de treurende weduwe Maj Sjöwall te interviewen en ging op goed geluk langs bij de Zweedse uitgeverij. De bloedmooie redactrice Anne Marie Skarp - die naam heb ik altijd onthouden - liet me resoluut weten dat Maj geen interviews gaf, maar ze was uiteindelijk wel zo aardig me het woonadres van de schrijfster in Malmö te verstrekken.

The Bridge, de imposante brug tussen Kopenhagen en Malmö, bestond nog niet, dus op 20 oktober stapte ik in de haven van Kopenhagen op de draagvleugelboot die me in een mum van tijd naar Malmö bracht. De Zweedse douanier in het grenshuisje aldaar bekeek me argwanend, tuurde eindeloos in mijn paspoort en wilde weten wat ik kwam doen. “Ik ben journalist en wil uw beroemde schrijfster Maj Sjöwall interviewen”, antwoordde ik enthousiast. Hij keek opnieuw in mijn paspoort en zei toen stoïcijns: “Gaat u die ruimte in en kleedt u helemaal uit.”

Gewend als ik in die tijd was om er altijd, maar dan ook echt altijd, bij elke grensovergang te worden uitgepikt, heb ik nooit iets bij me dat niet mag. Al snel kon ik me, weer aangekleed en wel, dus in een taxi heisen om richting Maj Sjöwall te koersen. Bij de schrijfster werd niet op mijn aanbellen gereageerd. Geduldig installeerde ik me in het trappenhuis. 

Langer dan een uur zal het niet geduurd hebben, toen een zwaarlijvige vrouw en een tanige man zich met gevulde boodschappentassen in het portiek aandienden. Ik had even moeite haar van de publiciteitsfoto’s te herkennen, maar uiteindelijk stamelde ik: “Mevrouw Sjöwall, ik ben een journalist uit Nederland…” Een beetje bits reageerde ze met “Ik geef geen interviews!”

Al mijn charme wendde ik aan. Ik speelde op haar gemoed door te zeggen dat ik vanuit Stockholm speciaal was omgereisd in de hoop haar te kunnen spreken, maar ze bleef onvermurwbaar. “Ik heb ook geen tijd. We moeten vanavond naar een concert”. Ik meende al dat de zaak verloren was, maar vanuit onverwachte hoek kreeg ik ineens hulp. Haar nieuwe geliefde, een jazz-musicus, zo werd me later duidelijk, zei: “Doe niet zo lullig Maj, die jongen probeert ook zijn werk te doen. Je kan best wel even met hem praten. We hebben tijd genoeg.” Maj Sjöwall keek me aan en zei: “15 minuten, niet langer”.

Anderhalf uur later verliet ik in euforische stemming de woning. We hadden niet alleen uitgebreid gepraat, ik had meegegeten en Maj Sjöwall had het zelfs goed gevonden dat ik met mijn krakkemikkige Praktica Nova 1B een aantal portretfoto’s van haar had gemaakt. Ik was in de wolken, had het gevoel dat ik zweefde. Voor het eerst sinds de dood van Per had de immens populaire schrijfster met een journalist gesproken. Met mij!

Ik straalde helemaal toen ik voor de tweede keer die middag het gebouwtje van de grensbewaking binnenliep. Dezelfde douanier stond er nog. “Paspoort alstublieft”, vroeg hij kortaf. Hij bekeek het document alsof hij het voor het eerst zag. “Ik ben nog steeds dezelfde als drie uur geleden”, grapte ik bijdehand. Hij reageerde niet. Zonder me aan te kijken, klonk het: “Wat heeft u gedaan in Malmö?” Meende hij dit nou serieus? Het enthousiasme moet in mijn stem hebben doorgeklonken, toen ik liet weten een interview te hebben gehad met de beroemde Zweedse schrijfster Maj Sjöwall. Er viel even een stilte. Toen sprak hij kalm: “Gaat u die ruimte in en kleedt u helemaal uit.”

Die vriend uit Helsinki appte me nu het nieuws van Maj Sjöwalls overlijden. En als reactie riep ik de bovenstaande gebeurtenis in herinnering. Daarop schreef hij terug: “Je weet wat de Finnen zeggen van de Zweden: allemaal nichten. Met andere woorden, die douanier geilde op je en zag zijn kans om je twee keer naakt te zien!”