De ultieme wraak van Oranje

26 December 2023, 11:07 uur
Columns
mainImage

In 2024 zullen voetbalveteranen vaak terugdenken aan vijftig jaar eerder. Aan die traumatiserende zevende juli van 1974. Het hele WK de sterren van de West-Duitse hemel gevoetbald. Alleen tegen Zweden 0-0, maar de andere vijf wedstrijden voetballes gegeven aan Uruguay (2-0), Bulgarije (4-1), Argentinië (4-0), Oost-Duitsland (2-0) en Brazilië (2-0). In de finale vanaf de aftrap de elf soldaten van Helmut Schön gekleineerd, met de 0-1 van Johan Neeskens als snelle beloning. “We krijgen een penalty in de eerste minuut,” ik hoor het Herman Kuiphof nog zeggen.

Daarna ging het mis. De vijand verslaan, prima. Maar hem intimideren was eigenlijk veel leuker. Wie waren ze dan helemaal, die Moffen? Dat meerderwaardigheidsgevoel had desastreuze gevolgen. Eerst mocht die gluiperd van een Bernd Hölzenbein van scheidsrechter Jack Taylor onze Wim Jansen een oor aannaaien: Paul Breitner vanaf de stip 1-1. Nog voor de rust gooide Gerd Muller z’n kapitale kont erin en moest Jan Jongbloed opnieuw vissen: 2-1. In die score kwam geen wijziging, het beste elftal van het WK verloor. Maar het allerergste moest nog komen: Meester Pieter van Vollenhoven die voor het oog van honderden miljoenen stond te applaudisseren en overdreven duidelijk articulerend “Bravo! Bravo!” zei tegen Franz Beckenbauer, toen die de Wereldbeker omhoog hield. Kan er verdomme nóg kwaad om worden.

Ja, er kwam iets van een revanche toen we in 1988 in die Heimat de Europese titel pakten. Van die onmenselijke kogelgoal van Marco van Basten wordt doelman Rinat Dasajev nog steeds elke nacht gillend wakker. Maar dat was in de finale tegen de Sovjet-Unie. Van de West-Duitsers wonnen we met 2-1 in de halve finale – Evert ten Napel: “Het Volksparkstadion is van Oranje” – dus dat telt eigenlijk niet, het poetste het litteken van 1974 nog lang niet helemaal weg. Dus moet dat de komende zomer maar gebeuren, want dan is er weer een eindtoernooi in Duitsland.

Oranje ligt er na de drie groepswedstrijden uit, beweren de kenners. Onzin. Op 16 juni spelen we Polen naar huis, wat voor Lewandowski en z’n maten gelukkig maar een klein stukje rijden is. Vijf dagen later mag Frankrijk blij zijn dat we het op 2-2 houden. De 25ste juni maken we Sachertorte van Oostenrijk. Vervolgens loopt Ronald Koeman – vijfde klas lagere school in 1974, z’n kapitale kont met het shirt van Olaf Thon afgeveegd in 1988, bondscoach in 2024 – met z’n mannen via de achtste, kwart- en halve finale door naar de eindstrijd. En ontmoet daarin, jazeker, Duitsland.

Na een zenuwachtig begin – we zijn nog niet aan de bal geweest – duikt Justin Bijlow per ongeluk Kai Havertz ondersteboven. Strafschop, besluit de Engelse scheidsrechter, die, toeval bestaat niet, net als een halve eeuw eerder ook Taylor heet, zij het van voren Anthony. Niclas Fullkrug maakt geen fout en scoort 1-0 voor de gastheren. Maar die worden vervolgens arrogant, denken dat ze die kaaskoppen wel eventjes van de mat zullen spelen. Dat gebeurt evenwel niet, want de doorgebroken Quinten Timber wordt onderuit geschoffeld binnen de zestien, waarna Mats Wieffer vanaf de stip voor de gelijkmaker zorgt. En nog net voor de rust kopt Thijs Dallinga Oranje uit een voorzet van Calvin Stengs naar een 1-2 voorsprong.

Het wordt een omgekeerde déjà vu: ondanks de vele kansen die de Duitsers krijgen, komt er in de stand geen wijziging. Na negentig minuten en twintig minuten blessuretijd – vier mannen van bondscoach Julian Nagelsmann moeten naar het Krankenhaus na iets te enthousiaste tackles van Stefan de Vrij en Denzel Dumfries; Taylor en de VAR zagen er geen opzet in – mag aanvoerder Quilindschy Hartman de beker omhoog houden. Achter hem zien we Meester Pieter van Vollenhoven staan. Hij applaudisseert en zegt overdreven duidelijk articulerend “Bravo! Bravo!”